Zandontginning Meeuwen-Gruitrode

Op 28 april 2016, over deze onderwerpen: natuur en landbouw, Ruimtelijke ordening

PERSBERICHT

Meeuwen-Gruitrode, 14/04/2016

 

Niet alleen het bos van Kaulille loopt gevaar.  Ook het natuurgebied van Meeuwen-Gruitrode en Opglabbeek staat op de helling.

 

Natuurbehoud moet hand in hand gaan met economische ontwikkeling.  Het is niet altijd makkelijk hier een juist evenwicht in te vinden.  Dat deze thematiek het één en ander in beweging kan zetten en de gemoederen beroert, werd duidelijk bij de “zaak Essers” en nu meer recent omtrent het bos in Kaulille.

Verontrustend is dat er - samen met de gebieden in Kaulille - ook een startbeslissing is genomen (Vlaamse Regering, 2014) om zand te ontginnen in de Donderslagheide en Grote Heide, op de grens tussen de gemeenten Opglabbeek en Meeuwen-Gruitrode. 

Misschien nog verontrustender is dat deze zandontginning door beide burgemeesters wordt gepromoot als extra troef in het mogelijke fusieverhaal. 

Voor Donderslagheide gaat het wel degelijk om natuurgebied.  Donderslagheide is een gebied dat diverse wandel- en fietspaden herbergt en waarin verschillende vennen schuilgaan.  Want naast een Duinengordel, deelt Meeuwen-Gruitrode ook een Vennengordel met Opglabbeek.

 

Bij het napluizen van de nota aan de Vlaamse Regering omtrent de startbeslissing over ontginning van de Donderslagheide, vallen een aantal zaken op. 

In 2006 kwam de Donderslagheide al in het vizier van het Bijzonder OppervlakteDelfstoffenplan (BOD) “Zand in Limburg”.  Er werd een studie gedaan, waaruit meerdere negatieve adviezen voortvloeiden.  In 2010 werd de vorm van BOD’s echter afgeschaft, en besloot men “delfstoffennota’s” te gaan gebruiken.  Hierdoor viel de verdere besluitvorming stil.

Wanneer men teruggaat naar de beoordeling uit 2006, worden verschillende potentiële ontginningszones gecatalogeerd in groepen 1 tot en met 4, waarbij groep 1 betekent: zeker niet te ontginnen omwille van negatieve effecten op de speciale beschermingszones.  Groep 4 betekent dat er ontgonnen kan worden zonder al te veel weerslag op de plaatselijke of flankerende natuur. 

Donderslagheide Oost fase 5 (zuidelijk deel) werd in groep 1 ondergebracht omwille van te veel negatieve effecten op de omgeving.  Donderslagheide fase 6 en 7 kwamen in groep 2 terecht. 

Er was vooral bezorgdheid over de effecten op de Ruiterskuilen en het Turfven (beide gelegen in Opglabbeek).  Er blijkt zich namelijk een complex water-netwerk te bevinden in deze buurt, waardoor er veel kans is op uitdrogen van deze vennen, wanneer de benodigde kraters worden gegraven voor het ontginnen van bouwzand.  Ook de vallei van de Donderslagbeek is potentieel slachtoffer.

 

Vreemd is het eindadvies dat in 2006 werd gegeven: “… meer dan één negatief advies of randvoorwaarden werden geformuleerd, maar (… ) toch (…) weerhouden worden o.a. op basis van het vermoedelijk lokaal draagvlak.”  Het vermoedelijk lokaal draagvlak?

Uiteraard kan er wel een nabestemming worden gevonden eens de graafwerken achter de rug zouden zijn. Maar de vraag dringt zich op over welke termijn men het dan heeft.  Over tien jaar?  Twintig jaar?  Dertig? 

Ondertussen zal de schade die de natuur heeft opgelopen wellicht moeilijk te herstellen zijn.  Uitgedroogde Ruiterskuilen lopen niet zomaar terug vol.  Bovendien hangt er heel wat geschiedenis aan vast, die zelfs teruggaat tot de Steentijd.  Qua archeologie is de Donderslagheide behoorlijk waardevol, de Ruiterskuilen niet in het minst. De preservatie van deze archeologische sites komt door eventuele graafwerken bijgevolg eveneens in gevaar.

 

Enkele bedenkingen:

- Waarom wordt er niet gewacht tot er een aanpassing is van het Oppervlaktedelfstoffendecreet?

- Als er een nijpend tekort is aan bouwzand voor de lokale bouwsector, waarom start men dan niet in minder waardevolle gebieden?

- Is er op dit moment al voldoende inzicht in de toekomstperspectieven qua behoefte aan vers opgegraven zand? Er wordt immers volop onderzoek gedaan naar en ingezet op “kringloopeconomie”, waarbij men steeds minder “primair zand” nodig heeft, en bouwmaterialen recycleert.  

- Is er door de overheid / bouwsector voldoende afgewogen om zand te importeren? 

- De vennen en beekvalleien in de aangeduide gebieden worden beschouwd als waardevol en ongerept natuurgebied met historische waarde.   Wil men dit zomaar op de helling zetten?  En is het draagvlak onder de bevolking wel zo groot als men denkt?

- Waarom schermt het gemeentebestuur met de Duinengordel als toeristische trekpleister en thema waaraan alles wordt opgehangen, maar lijkt ze van de andere kant nonchalant om te springen met een stuk ongerepte natuur?

- Onze gemeente is financieel gezond.  Waarom promoot het bestuur dan toch dergelijke ingrijpende plannen?

 

Vlaanderen is een dicht bebouwd gebied, natuur wordt steeds schaarser.  De ongereptheid van de Donderslagheide is een troef die de gemeente typeert en die niet zomaar uit handen mag worden gegeven.  N-VA Meeuwen-Gruitrode vraagt aan de verschillende overheden om de nodige omzichtigheid aan de dag te leggen en er alles aan te doen om dit natuurgebied te beschermen tegen mogelijk onherroepelijke gevolgen van een zandontginning.

 

Frieda Gijbels

namens N-VA Meeuwen-Gruitrode

 

https://oar.onroerenderfgoed.be/publicaties/RELT/1/RELT001-001.pdf

https://nl.wikipedia.org/wiki/Ruiterskuilen

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is